Ieder mens heeft wel een stopwoordje. De een wat overduidelijker dan de ander, maar als puntje bij paaltje komt en je gaat er echt op letten, berg je dan maar. Ook ik heb er last van. Waar ik als kind samen met mijn neefjes en nichtjes nog over de vloer rolde van het lachen door het overmatig gebruik van het woord ‘feestelijk’ door mijn tante, betrap ik mezelf er de laatste tijd steeds vaker op dat ook ik dol ben op superlatieven. Het zit kennelijk in de familie. Zo zijn de heerlijk- en zaligheden bij mij met regelmaat van de partij. Waarbij ik mij vandaag realiseerde dat ik wellicht moet gaan oppassen voor het zogenaamde ‘boy who cried wolf’-effect. Want hoe geloofwaardig ben je wanneer je om de haverklap iets tot heerlijk of zalig bestempeld? Desondanks grijp ik vandaag gewoon weer terug op deze complimenteuze containerbegrippen, want oh well (nog zo eentje uit mijn koker overigens, begreep ik ooit), als iets goed, formidabel of indrukwekkend is, dan moet je dat beestje ook maar gewoon bij dat naampje noemen.
Enter Gartine, wat zoiets betekent als een heel klein akkertje, in dit geval in hartje Amsterdam. En die naam is prima gevonden. Want niet alleen is Gartine (gesitueerd overigens in de Takstraat, temidden van het geweld van de Kalverstraat en Rokin) piepklein, ze serveren er ook bij voorkeur producten van hun eigen – je raadt het al – akkertje. En omdat ik van alle kanten begreep ik dat wanneer ik hier eenmaal geweest zou zijn ik verkocht zou zijn, stond dit zaakje al een tijd op mijn to-do-lijst. Tot vandaag.
Taksteeg 7